Een verhaaltje van Wikkeridoe en Peppelman
Uit de DoeHoek van Rita Veenman
“We zullen ons even voorstellen. Ik ben Wikkeridoe van de eik en dit is Peppelman van de populier. Ik begrijp wel kabouter, dat jij ons gegluur niet zo leuk vindt. Het spijt me,” zei Wikkeridoe.
“Wat komen jullie hier dan doen?” vroeg de kabouter en zijn stem klonk iets vriendelijker. “Waarom werken jullie niet, zoals dat hoort, bij de boomwortels?” Wikkeridoe vertelde hem het hele verhaal. Hij vertelde over zijn wens de mensen te bezoeken in de winter.
“Zo, dus nu denken jullie dat je van mij, huiskabouter van het boswachtershuis, binnen mag rondsnuffelen?" De twee vriendjes keken verlegen naar de punten van hun slofjes.
“Jullie moeten weten dat ik heel trots ben op mijn huis, en op de mensen die hier wonen, en. . . ", zei hij en wachtte even … “daarom heet ik jullie welkom, ook al is het kerstavond.”
Oh ja, de mensen vierden kerstfeest. De donkere tijd ging voorbij. De dagen werden alweer snel langer. Hoe vier je kerst? dacht Wikkeridoe. Ze gingen door het kattenluikje naar binnen. “Ik, Wachthouder, ga jullie voor,” zei de kabouter trots en duwde de huiskamerdeur open. De twee gnomen trippelden de huiskamer in en gingen bij de kerstboom zitten.
Vader bracht de twee kinderen een beker warme chocolademelk. Toen ze die op hadden, zongen de mensen samen kersliedjes. Ze zongen: “Er is een kindje geboren op aard.” En voor de boom zongen ze: “Oh, dennenboom, oh dennenboom, wat zijn je takken wonderschoon.” De gnomen wiegden zacht heen en weer, ze vonden het prachtig.
“Nu is het bedtijd”, zei moeder, “en jullie weten wat er gaat gebeuren in de kerstnacht.” Lisa wist het nog heel goed maar dit jaar mocht ook Sem, die nu zes was, wakker worden om 12 uur ‘s nachts. “Ja, Sem”, zei Lisa en ze wees naar een klein stalletje onder de kerstboom, “dan mag jij het kindje in de kribbe leggen, het Jezuskindje.”
In het houten stalletje stonden hele kleine poppetjes, Maria en Jozef. Er lag ook een ezel en een koetje van hout en er stond een kribbe die nu nog leeg was, alles heel klein.
De twee kinderen werden naar bed gebracht door vader en moeder. Het was stil in de kamer, maar er klonk een stemmetje tussen de takken. “Hoorden jullie het lied van mijn dennenboom?” De gnomen keken op en daar in de kerstboom zat een piepklein boom-gnoompje op een tak. Zijn kleertjes waren zo groen als de boom zelf. “Ik ben Sparretje, ik ben meegekomen met mijn boom. Mooi is hij versiert hè.”
Wikkeridoe zei dat de boom prachtige was. Peppelman klom in de kerstboom om alles te bekijken. “Mijn boom staat hier graag, hij is altijd groen, ook in de winter. Dat herinnert de mensen aan het leven. Het is een eer om kerstboom te worden.” Dat begrepen de gnomen wel.
Dit verhaal komt uit het boek 'Wikkeridoe' dat hier te bestellen is.
Tulpen plukken en een boze buurman
Een lenteverhaaltje uit het nieuwe boek 'Bent'
Lente | verhalen vertellen
Een handgebarenversje voor de kersttijd
Kersttijd | spreuken en versjes
De dikke bolle beer - een gedicht
Het berenleven in alle seizoenen
Spreuken en versjes | seizoenen algemeen
Een lentegedichtje, nodigt uit tot beweegspel
Lente | spreuken en versjes
Van lente tot winter... keer op keer
Een boekje met gedichten, vingerversjes en verhalen
Seizoenen algemeen