menu
Assepoester 

Een sprookje van Grimm

Er was eens een rijke man wiens vrouw ziek werd en toen zij voelde dat haar einde naderde, riep zij haar enig dochtertje bij zich aan haar bed en sprak: "Lief kind, blijf vroom en goed, dan zal de goede God je altijd bijstaan en ik zal vanuit de hemel op je neerzien en bij je zijn." Daarop sloot zij haar ogen en stierf. Het meisje ging iedere dag naar het graf van haar moeder en schreide, en bleef vroom en goed. Toen de winter kwam, bedekte de sneeuw het graf met een wit laken en toen de zon het in het voorjaar weer had weggenomen trouwde de man met een andere vrouw.

De vrouw had twee dochters mee in huis genomen, die uiterlijk mooi blank waren, maar innerlijk lelijk en duister. Toen brak er een slechte tijd aan voor het arme stiefkind. "Moet die domme gans bij ons in de kamer zitten?" zeiden ze, "wie brood wil eten moet het verdienen, eruit met die keukenmeid!" Ze pakten haar mooie kleren weg, trokken haar een grauwe kiel aan en gaven haar houten klompen. "Kijk eens hoe die trotse prinses opgeknapt is!" riepen ze lachend en brachten haar naar de keuken. Daar moest ze van de ochtend tot de avond zwaar werk doen, voor dag en dauw opstaan, water dragen, vuur aanmaken, koken en wassen.

Bovendien deden de zusters al het mogelijke om haar verdriet te doen; ze bespotten haar, strooiden erwten en linzen in de as, zodat zij ze er dan weer moest zitten uitzoeken. 's Avonds, als ze moe was van het werken, mocht ze niet naar bed, maar moest naast de haard in de as liggen. En omdat ze er daardoor altijd stoffig en vuil uitzag, werd zij Assepoester genoemd.

Op zekere dag wilde de vader naar de jaarmarkt gaan, en hij vroeg de beide stiefdochters wat hij voor ze mee zou brengen. "Mooie kleren," zei de eerste; "Parels en edelstenen," de tweede. "Maar jij, Assepoester," sprak hij, "wat wil jij hebben?" "Vader, breek voor mij het eerste takje af dat op uw terugweg tegen uw hoed stoot." Hij kocht nu voor de beide stiefzusters mooie kleren, parels en edelstenen, en op de terugweg, toen hij door groen struikgewas reed, streek een hazelaarstwijg langs hem heen en stootte hem zijn hoed af. Hij brak het takje af en nam het mee.

Toen hij thuiskwam gaf hij aan de stiefdochters wat ze voor zichzelf gewenst hadden, en aan Assepoester gaf hij de twijg van de hazelaar. Assepoester bedankte hem, ging naar haar moeders graf en plantte daar het takje, en schreide zo hevig, dat de tranen erop neerkwamen en het besproeiden. Maar het groeide en werd een mooie boom. Assepoester ging er iedere dag driemaal onder zitten, schreide en bad, en iedere keer kwam er een wit vogeltje in de boom, en wanneer zij een wens uitsprak, dan wierp het vogeltje naar beneden wat zij gewenst had.

Nu gebeurde het echter, dat de koning een feest ging geven, dat drie dagen zou duren, en waarvoor alle mooie meisjes van 't land werden uitgenodigd, opdat zijn zoon een bruid zou kunnen kiezen. De twee stiefzusters waren opgetogen toen ze hoorden, dat ze daar ook verwacht werden. Ze riepen Assepoester en zeiden: "Kam ons haar, borstel onze schoenen en maak onze gespen vast, we gaan naar de bruiloft in 't paleis van de koning."

Assepoester gehoorzaamde, maar zij huilde, want zij was ook graag mee naar het dansfeest gegaan en ze smeekte de stiefmoeder om haar toestemming te geven. "Jij, Assepoester", zei ze, "jij met al je stof en vuil, wil jij naar de bruiloft? Je hebt geen kleren, je hebt geen schoenen en jij wilt dansen?" Toen ze echter bleef smeken, zei ze tenslotte: "Ik heb hier voor jou een schotel linzen in de as geschud, als je die linzen binnen twee uur weer hebt uitgezocht, dan mag je mee."

Het meisje ging door de achterdeur naar de tuin en riep: "Tamme duifjes, tortelduifjes, alle vogeltjes onder de hemel, kom mij helpen linzen lezen,
De goede in het kopje,
De slechte in het kropje."


Daar kwamen door 't keukenraam twee witte duiven naar binnen vliegen en daarna de tortelduifjes, en tenslotte zwierden en zwermden alle vogeltjes van de hemel naar binnen en streken neer om de as. En de duifjes knikten met hun kopjes en begonnen pik, pik, pik, pik en daar begonnen ook de anderen pik, pik, pik, pik, en verzamelden alle goede korreltjes in de schotel.

Er was nauwelijks een uur verstreken, of ze waren al klaar en vlogen allemaal weer naar buiten. Toen bracht het meisje de schotel naar de stiefmoeder en verheugde zich, en ze dacht dat ze nu wel mee mocht naar de bruiloft. Maar de stiefmoeder zei: "Nee Assepoester, je hebt geen kleren en je kunt niet dansen; je wordt alleen maar uitgelachen."

Toen het meisje nu begon te huilen zei ze: "Als je nu voor mij twee schotels vol linzen in één uur uit de as kunt zoeken, dan mag je mee." En ze dacht: "Dat kan ze toch nooit." Toen ze de twee schotels met linzen in het as gestrooid had, ging het meisje door de achterdeur naar de tuin en riep: "Tamme duifjes, tortelduifjes en alle vogeltjes onder de hemel, kom mij helpen linzen lezen,

De goede in het kopje,
De slechte in het kropje."

Daar kwamen door het keukenvenster twee witte duifjes naar binnen en daarna de tortelduifjes en tenslotte zwierden en zwermden alle vogeltjes van de hemel naar binnen en streken neer om de as. En de duifjes knikten met hun kopjes en begonnen pik, pik, pik, pik, en toen begonnen de anderen ook pik, pik, pik, pik, en verzamelden alle goede korreltjes in de schotels. En vóór er een half uur om was, waren ze al klaar en vlogen allemaal weer naar buiten.

Toen droeg het meisje de schotels naar de stiefmoeder, ze verheugde zich en dacht dat ze nu mee mocht naar de bruiloft. Maar zij sprak: "Het helpt je allemaal niets, je gaat toch niet mee, want je hebt geen kleren en je kunt niet dansen en we zouden ons voor je schamen." Daarop keerde zij haar de rug toe en ging snel op weg met haar twee trotse dochters.

Nu er niemand meer thuis was , ging Assepoester naar haar moeders graf onder de hazelaar, en riep:

"Boompje, schud je heen en weer,
werp goud en zilver op mij neer!"

Toen wierp de vogel haar een gouden en zilveren gewaad naar beneden, en met zijde en zilver bestikte muiltjes. In allerijl trok ze het gewaad aan en ging naar 't bruiloftsfeest. Maar haar zusters en haar stiefmoeder herkenden haar niet, en dachten dat zij wel een onbekende koningsdochter moest zijn, zo mooi zag ze eruit in haar gouden gewaad. Aan Assepoester dachten ze helemaal niet, want zij dachten dat zij thuis in het vuil linzen uit de as aan het zoeken was. De koningszoon kwam haar tegemoet, nam haar bij de hand en danste met haar. Hij wilde ook verder met niemand dansen, daarom liet hij haar hand niet los, en wanneer er iemand anders kwam om haar ten dans te vragen, zei de prins: "Zij danst alleen met mij."

Ze danste tot de avond en toen wilde ze naar huis. Maar de koningszoon sprak: "Ik ga mee om je te begeleiden", want hij wilde zien, bij wie het mooie meisje hoorde. Maar zij ontglipte hem en sprong in de duiventil. Nu wachtte de prins, tot de vader kwam, en hij zei hem dat het onbekende meisje in de duiventil gesprongen was. De oude dacht: "Zou het Assepoester zijn?" en hij liet een bijl en een houweel brengen, zodat hij de duiventil stuk kon slaan, maar er zat niemand in.

Toen de anderen thuis kwamen, lag Assepoester in haar vuile kleren in de as, en een zwak olielampje brandde in de schoorsteen. Want Assepoester was vlug aan de achterkant van het duivenhuis naar beneden gesprongen en naar de hazelaar gehold: daar had zij de mooie kleren uitgetrokken en op 't graf gelegd, en de vogel had ze weer meegenomen, en daarna was ze in haar grauwe jakje in de keuken bij de as gaan zitten.

De volgende dag, toen het feest opnieuw begon, en de ouders en de stiefzusters weer weg waren, ging Assepoester naar de hazelaar en sprak:

"Boompje, schud je heen en weer,
werp goud en zilver op mij neer!"

Nu wierp het vogeltje een nog veel prachtiger gewaad dan dat van de vorige dag naar beneden. En toen zij in dit gewaad op het bruiloftsfeest verscheen, was iedereen verbaasd over haar schoonheid. Maar de koningszoon had op haar gewacht, hij nam haar meteen bij de hand en danste alleen met haar. Toen anderen kwamen om haar ten dans te vragen, sprak hij: "Zij danst alleen met mij."

Toen het nu avond was, wilde ze weg, en de koningszoon ging haar achterna om te zien welk huis zij naar binnen ging, maar ze ontglipte hem de tuin in, achter het huis. Daar stond een mooie grote boom waarin de heerlijkste peren hingen. Zo behendig als een eekhoorntje klom zij tussen de takken, en de prins wist niet waar zij gebleven was. Maar hij wachtte tot de vader kwam, en zei tegen hem: "Het vreemde meisje is me ontsnapt, en ik geloof dat ze in de perenboom gesprongen is." De vader dacht: "Zou het Assepoester zijn?" Hij liet een bijl halen en hakte de boom om, maar er zat niemand in.

Toen zij in de keuken kwamen lag Assepoester daar in de as, zoals altijd, want zij was aan de andere kant van de boom naar beneden gesprongen, had haar mooie kleren naar de vogel in de hazelaar teruggebracht en haar grauwe kieltje aangetrokken.

Op de derde dag, toen de ouders en de zusters weg waren, ging Assepoester weer naar haar moeders graf en zei tegen 't boompje:

"Boompje, schud je heen en weer,
werp goud en zilver op mij neer!"

Nu wierp de vogel haar een gewaad naar beneden, dat zo prachtig en glanzend was, zoals niemand ooit bezeten had, en de muiltjes waren helemaal van goud. Toen ze in dit gewaad op het bruiloftsfeest kwam, was iedereen sprakeloos van verbazing. De koningszoon danste alleen met haar en als iemand anders haar ten dans kwam vragen, zei hij: "Zij danst met mij."

Toen het avond was, wilde Assepoester weg, en de koningszoon wilde haar begeleiden, maar zij ontglipte hem zo snel, dat hij haar niet kon volgen. De koningszoon had echter een list gebruikt en de hele trap met pek laten bestrijken, en toen zij naar beneden snelde was het linker muiltje van het meisje op de trap blijven hangen. De koningszoon nam het op: het was klein en sierlijk en helemaal van goud.

De volgende morgen ging hij daarmee naar de man en zei tegen hem: "Niemand anders zal mijn gemalin worden, dan degene wie deze gouden schoen past." Toen verheugden zich de beide zusters, want ze hadden mooie voeten. De oudste ging met de schoen de kamer in om hem te passen, en de moeder stond erbij. Maar ze kon er met haar grote teen niet in komen, en de schoen was haar te klein. Toen gaf de moeder haar een mes en zei: "Hak die teen af; als je koningin bent, hoef je toch niet meer te voet te gaan." Het meisje hakte de teen af, wrong haar voet in de schoen, verbeet haar pijn en ging naar buiten naar de koningszoon. Toen nam hij haar als zijn bruid op 't paard en reed met haar weg. Ze moesten echter langs het graf en daar zaten de twee duifjes in de hazelaar en riepen:

"Roekedekoe, roekedekoe,
Er is bloed in de schoen,
De schoen is te klein,
De ware bruid zal thuis nog zijn."

Toen keek hij naar haar voet en zag hoe het bloed eruit opwelde. Hij wendde zijn paard, bracht de valse bruid weer naar huis en zei dat ze niet de ware was en dat de andere zuster de schoen maar eens moest aantrekken." Toen ging deze de kamer in en de tenen gingen er gelukkig gemakkelijk in, maar de hiel was te groot. Toen reikte de moeder haar een mes aan en sprak: "Hak een stuk van je hiel af; als je koningin bent, hoef je toch niet meer te voet te gaan." Het meisje hakte een stuk van haar hiel af, wrong de voet in de schoen, verbeet haar pijn en ging naar buiten naar de koningszoon. Toen nam hij haar als zijn bruid op 't paard en reed met haar weg. Toen zij langs de hazelaar kwamen, zaten daar de twee duifjes in en riepen:

"Roekedekoe, roekedekoe,
Er is bloed in de schoen,
De schoen is te klein,
De ware bruid zal thuis nog zijn."

Hij keek neer op haar voet en zag hoe het bloed uit de schoen opwelde en hoe het rood langs haar witte kousen omhoog trok. Toen wendde hij zijn paard, en bracht de valse bruid weer naar huis. "Dit is ook de ware niet", zei hij, "heeft u geen andere dochter?" "Nee", zei de man, "alleen is er van mijn overleden vrouw nog een klein verkommerd Assepoestertje, dat kan onmogelijk de bruid zijn." De koningszoon zei, dat ze haar naar boven moesten sturen, maar de moeder antwoordde: "Welnee, die is veel te vuil, die mag zich niet vertonen."

Maar hij stond erop, en Assepoester moest geroepen worden. Zij waste eerst haar handen en haar gezicht schoon en toen ging ze naar boven en maakte een buiging voor de koningszoon, die haar de gouden schoen aanreikte. Ze ging op een krukje zitten, trok haar voet uit de zware klomp en schoof hem in het muiltje en het zat als gegoten.

En toen zij zich oprichtte en de koning haar in het gelaat keek, herkende hij het mooie meisje, dat met hem gedanst had en hij riep: "Dit is de ware bruid!" De stiefmoeder en de beide zusters schrokken, en werden bleek van ergernis. Hij echter nam Assepoester op zijn paard en reed met haar weg. Toen ze langs de hazelaar reden, riepen de twee witte duifjes:

"Roekedekoe, roekedekoe,
Geen bloed in de schoen!
De schoen is niet te klein,
Hij brengt de ware bruid naar huis."

En toen ze dat geroepen hadden, kwamen ze beiden naar beneden gevlogen en gingen bij Assepoester op de schouders zitten, de ene rechts, de andere links, en daar bleven ze zitten.

Toen nu de bruiloft met de koningszoon gehouden werd, kwamen de valse zusters zich naar binnen vleien, ze wilden delen in haar geluk. Toen de bruiloftsgasten naar de kerk gingen, liep de oudste rechts en de jongste links van de bruid; toen pikten de duiven van ieder een oog uit. En toen ze vervolgens weer uit de kerk kwamen, liep de oudste links en de jongste rechts, toen pikten de duiven bij ieder het andere oog uit. Zo waren ze ze voor hun slechtheid en hun valsheid voor hun leven met blindheid gestraft!

Vertaling: © www.doehoek.nl/www.antrovista.com


We vertellen de sprookjes op een rustige, neutrale toon, naar een goede afloop toe, we houden dramatiek en emoties achterwege. Zonder uitleg en verklaringen laten we de beelden voor zich spreken.

Veel waardevolle informatie over sprookjes is te vinden in het boek 'Sprookjeswijsheid, de motieven in de sprookjes'.

En klik hier voor een korte verhandeling over sprookjes

Zoek naar ideeën
 
Verhalen vertellen

 « 123 » 

Een schaduwspel naar een stapelsprookje

Ingrid en Manon

Verhalen vertellen | winter

Een boekje met verhaaltjes voor kleuters

Rita Veenman

Verhalen vertellen

Een verhaal voor de kersttijd

Nienke van Hichtum

Kersttijd | verhalen vertellen

Een sprookje voor de zomer

Sint Jan | zomer | verhalen vertellen

Beweegbaar platenalbum

Christja Mees-Henny

Verhalen vertellen

Uit: 'Christuslegenden', door Selma Lagerlöf

Kersttijd | verhalen vertellen

Een kerstverhaal voor de kleintjes

Hermien IJzerman

Verhalen vertellen | Kersttijd

Een sprookje van de gebroeders Grimm

Winter | verhalen vertellen

Een sprookje voor de pinkstertijd

Pinksteren | verhalen vertellen

Een verhaal voor de lentetijd

voor kinderen van 7 t/m 8 jaar

Lente | verhalen vertellen

Een oudejaarsavondverhaal uit Japan

vanaf 10 jaar

Oud en nieuw | verhalen vertellen | Kersttijd

Een sprookje van Grimm voor de zomer

Zomer | verhalen vertellen

Een legende uit de vroege Middeleeuwen

Sint Jan | verhalen vertellen

Een paasverhaal uit Griekenland, vanaf 10 jaar

Maja Muntz-Koundoury

Paastijd | verhalen vertellen

Een kerstverhaal voor kinderen vanaf 8 jaar

Uit: 'Christuslegenden' van Selma Lagerlöf

Kersttijd | verhalen vertellen

Een verhaal voor kleine kinderen

Door Hermien IJzerman

Kersttijd | verhalen vertellen

Een kerstverhaal voor jonge kinderen

Hermien IJzerman

Kersttijd | verhalen vertellen

Door Daniël Udo de Haes

Kersttijd | verhalen vertellen

Een sprookje van Grimm

Zomer | verhalen vertellen

Voor alle kinderen vanaf 7 à 8 jaar

Michaël | verhalen vertellen

Voor kinderen vanaf 7 jaar

Hermien IJzerman

Palmpasenweek | verhalen vertellen | Paastijd

Een Noors verhaal door Dan Lindholm

Winter | oud en nieuw | verhalen vertellen

Een sprookje voor de Advent

Advent | verhalen vertellen

Een verhaal vanaf 7 jaar

Jacob Streit

Verhalen vertellen

 « 123 »